Ned. astronoom. * 19 Jan. 1851 te Bameveld, ✝ 18 Juni 1922 te Amsterdam. 1875-’78 observator aan de sterrenwacht te Leiden; 1878-1921 prof. in de astronomie en sinds 1896 directeur van het sterrenkundig laboratorium te Groningen; 1921-’22 adjunct-directeur van de sterrenwacht te Leiden. Hij maakte als Research Associate van de Mount Wilson-sterrenwacht vele reizen naar Californië.
K. was een van de leidende astronomen van zijn tijd. Door zijn theoretisch en practisch werk en door succesvolle bevordering van internationale samenwerking onder de astronomen zijn onze inzichten in den bouw van het sterrenstelsel sterk gegroeid en is een waarnemingsmateriaal verzameld, dat voor later onderzoek onschatbaar is. Hij is stichter van het sterrenkundig laboratorium te Groningen (Kapteynlaboratorium; zie onder); heeft het geheele meeten rekenwerk voor de Cape Photographic Durchmusterung, een catalogus van alle sterren van ’t Zuidelijk halfrond tot de 10e grootte geleid; heeft ontdekt, dat de snelheden der sterren voorkeur vertoonen voor twee bepaalde richtingen; ontwikkelde het plan, bekend onder den naam Plan of selected areas, waaraan sinds 30 jaar gewerkt wordt door 206 „proefvelden” nauwkeurig te bestudeeren, en dat tot doel heeft, een globaal idee te krijgen van den bouw van het sterrenstelsel; verrichtte zeer veel metingen van eigen bewegingen, helderheid, afstanden enz. van vaste sterren; op gebied van de dynamica van het sterrenstelsel heeft hij theoretisch werk verricht.
Werken: zie de lijst van 52 belangrijke publicaties in Hemel en Dampkring (jg. 20, 1922, nr. 4).
Lit. : H. Hertzsprung-Kapteyn, J. C. K., Zijn leven en werken (1928).
Het Sterrenkundig Laboratorium „Kapteyn” of Kapteyn-Laboratorium te Groningen is gesticht door J. C. Kapteyn. In zijn tegenwoordigen staat sinds 1896. Het geheele levenswerk van Kapteyn is er in volbracht, zoodat de voorzitter van het Int. Astr.
Congres te Rome in 1922 zeide, dat drie dingen tijdens zijn leven de astronomie hadden gerevolutionneerd, nl. de photographie, de groote kijkers en het Groningsche laboratorium. Kapteyn's opvolger prof. P. J. van Rhijn is nu directeur. Het K. L. is uitgerust met instrumenten voor het meten van bewegingen en helderheid van vaste sterren op photographische platen. Eind 1935 is een photographische spiegeltelescoop voltooid, met een opening van 55 cm, die nog voorzien zal worden van een spectrograaf en een photoëlectrischen photometer.
Lit.: Publications of the K. Astron. Lab. at Groningen. P. Bruna