Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Isle of Man

betekenis & definitie

Keltisch: Mannin (= midden), eiland in de Iersche Zee (XII 464 D4), op gelijken afstand (50 km) van Engeland en Ierland, 29 km van Schotland; opp. 572 km2; 50 000 inw. Het midden en Zuiden bergachtig, hoogste top Snaefell (620 m); in het Z.W. bij Port Erin prachtige rotspartijen aan zee; in het N. laagvlakte met breed strand. Zachte winters.

Middelen van bestaan: veeteelt, landbouw, mijnbouw (lood, zink, koper, ijzer), steengroeven; toeristenverkeer. Bevolking van Keltische afkomst met vele oude gebruiken; eigen taal, het → Manx, bijna uitgestorven. Het eiland heeft Home rule en een geheel eigen wetgeving.

De lieutenant-governor of lord-of-Man wordt door den koning benoemd; de Council en het House of Keys vormen samen de volksvertegenwoordiging, de Court of Tynwald genaamd. Wetten van het Eng. parlement gelden slechts voor Man, wanneer dit uitdrukkelijk vermeld is. Hoofdstad Douglas (20 000 inw.).Geschiedenis. Van de 6e tot de 9e eeuw koningen uit Wales, daarna een Skandinavische dynastie tot 1266; van 1266 tot 1406 bezitting van de koningen van Schotland; van 1406 tot 1765 behoorend aan Eng. graven en baronnen; na 60 jaar onderhandelen in 1829 voorgoed aan het Britsche gouvernement verkocht. G. de Vries

< >