Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

François Rabelais

betekenis & definitie

Frankrijks grootste verteller der 16e e. * Ca. 1494 te la Devinière bij Chinon (Touraine), ✝ 9 April 1553 te Parijs. Bewogen en weinig stichtend leven als Franciscaan, Benedictijn, pastoor, arts en taalgeleerde.

Reisde veel, o.a. naar Rome. In Nov. 1532 als geneesheer verbonden aan l’Hôtel-Dieu te Lvon.

Daar verscheen in 1532 Les Horribles et épouvantables faits et prouesses du trés renommé Pantagruel, roi des Dipsodes, gevolgd in 1534 door La Vie inestimable du grand Gargantua (vader van Pantagruel), waardoor hij zijn naam als verteller vestigde. In 1536 komt de Tiers Livre des faicts et diets héroiques du noble Pantagruel van de pers; de quart livre tusschen 1548 en 1552.

Sinds 1551, en tot kort vóór zijn dood, was hij titelvoerend pastoor van Meudon. De Cmquiesme livre de Pantagruel is posthuum (166264).

De authenticiteit ervan is onzeker. Gargantua verhaalt de vele fabuleuze en kleurrijke avonturen van den, in de folklore bekenden reuzenkoning Gargantua, diens zoon Pantagruel en hun talrijke vrienden en dienaars: den dapperen Frère Jean, doch vooral Fanurge, scherp van geest en rad van tong, maar ook ondeugend en laf als niet een.

Alhoewel sommige banden hem nog aan de M. E. hechten, is R. toch voor alles de meest representatieve figuur van de eerste Renaissancistische strooming in de Fransche letteren.

Zijn intellectueel nieuwsgierigheid is onbegrensd, zijn weten encyclopaedisch en humanistisch.

Zoowel in Pantagruel als in Gargantua heidensch van geest, viert hij zijn uitbundige verbeelding den teugel.

Meteen echter weet hij scherp bij de werkelijkheid te blijven. Een breede, soms cynische lach op de lippen, biedt hij ons een wisselend, doch vaak onbetamelijk beeld van toestanden en menschen uit zijn tijd, wier domheid en laagheid hem verontwaardigen.Rabelais’ taal is als een rijke bergstroom, die in zijn woeste wateren veel heerlijks, maar ook veel vuils meespoelt. Behalve voor den niet-Christelijken geest van zijn oeuvre, dient ook voorbehoud gemaakt voor de grofheid en de onwelvoeglijkheid van zijn taal, wier volksche overdadigheid geen perken kent. Zijn werk, dat van meetaf populair was, werd in Duitschland vrij vertaald en voortgezet door Johann Fischart (1550-’90).

Uitg.: o.a. Oeuvres, crit. uitg. d. A. Lefranc e.a (5 dln. 1912 ’31); Oeuvres, uitg. d. J. Plattard (5 dln. ; Pages choisies, d.

E. Huguet (1895), en in de „CoU. Class. Larousse” (2 dln. 1937).

Lit.; P. Stapfer; R., sa personne, son génie et son oeuvre (1889); E. Huguet, Etude sur la syntaxe de R. (1889), Plattard, L’Oeuvre de R., Sources, inventions et composition (1910); L. Sainéan, L’influence et la réputation de R. (1930). Willemyns

< >