Romeinsch generaal en staatsman. * 156 v. Chr. bij Arpinum, ✝ 13 Jan. 86 te Rome. Uit boeren-ouders geboren, bewees hij al vroeg zijn militair genie.
Allereerst in Spanje onder Scipio (134). In 119 was hij volkstribuun, en ageerde door zijn verkiezingswet tegen de gangbare praktijken der aristocraten. Na zijn huwelijk met Julia, de tante van Julius Caesar, werd hij praetor, daarna propraetor in Spanje, waar hij streng en rechtvaardig regeerde.
Gedurende den Jugurthijnschen oorlog, waaraan hij als legaat deelnam, werd hij voor 107 tot consul gekozen, als candidaat der volkspartij. In 105 bracht hij Jugurtha gevankelijk naar Rome en hield op Nieuwsjaardag zijn triomf. Vier jaar lang werd hij daarna telkens tot consul gekozen.
In 102 te Aquae Sextiae versloeg hij de Teutonen, in 101 te Vercellae de Cimbren, volkeren die reeds jaren Italië bedreigden. En in 100 werd hij voor de 7e maal consul.
Zelf begreep hij wel eenigszins, dat zijn kracht niet lag in den vrede, doch liet zich niettemin verlokken tot de politiek.
Wat zijn ondergang werd. In den bondgenootenoorlog (90-89) behaalde hij nog successen, maar toen het jaar daarna de strijd tegen Mithradates in het Oosten begon, werd niet hij doch zijn mededinger Sulla tot opperbevelhebber benoemd. M. wilde door een wet van den volkstribuun Sulpicius Rufus toch nog zijn benoeming forceeren.
Maar Sulla keerde terug, versloeg en doodde Rufus, terwijl M. vogelvrij verklaard werd. Tragisch zwierf hij rond temidden van allerlei gevaar, eerst in Italië daarna ook „op de ruïnen van Carthago”, totdat de kansen schenen te keeren. Cinna bracht hem terug naar Rome en voor 86 werd hij nogmaals tot consul gekozen.
Dertien dagen slechts vervulde hij de functie, zich schrikkelijk wrekend. Toen achterhaalde hem de dood. Zijn asch werd op last van Sulla nog opgegraven en verstrooid.Slijpen.