of bergbries, waait des nachts nederwaarts langs berghellingen en in dalen. Zijn richting en kracht hangen van de gesteldheid van het terrein af.
In enge dalen kan de b. stormachtig blazen.De b. is betrekkelijk koud; hij is droog in de hoogte, maar vochtig in de laagte. Daardoor zijn, bij zonsopgang, de bergtoppen wolkenvrij, terwijl de valleien in mist of stratuswolken gehuld zijn. De hoofdoorzaak van den b. is de rachtelijke afkoeling der berghellingen, bij warmte-uitstraling. Hierdoor worden luchtmassa’s betrekkelijk koud, dus zwaarder, en glijden nederwaarts. In de berglanden der warme luchtstreken treedt de b. regelmatig op; in die der gematigde streken komt hij slechts voor, wanneer het weer in de omgevende laaglanden stil en helder is. De nachtelijke b. en de dalwind, die overdag opwaarts waait, vormen samen een windstelsel met dagelijksche periode.-> Gletsjerwind.
L i t.: J. Hann, Theorie der Berg- und Thalwinde. in Meteorol. Zeitschr. (1879, 444): Chaix, Theorie des brises de montagne, in Le Globe (1894, 105).
V. d. Broeck