is decoratief papier, waarmede muurvlakken in kamers bedekt worden. Het raakte in gebruik als een veel goedkooper surrogaat voor behangsels van brocaat, brocatel, zijde enz. en voor wandgobelins en wandtapijten.
Omtrent de opkomst van b. tast men nog in het duister. Het oudste voorbeeld, dat bekend is (1911 gevonden in den ingang van het Christ College te Cambridge) dateert waarschijnlijk uit de eerste decennia der 16e eeuw. De eigenlijke ontwikkeling begon in Frankrijk (Rouaan), waar onder Italiaanschen invloed het zgn. domino-papier gefabriceerd werd. Dit papier, in blokdruk, versierd met kleine geometrische figuren of grotesken, werd in Italië voor boekomslagen gebezigd. In Frankrijk ging men er nu de wanden mee behangen. Aanvankelijk werden de kleine stukken papier (30—40 cm) aan den muur vastgespijkerd, eerst veel later kleefde men ze op het wandvlak.
Het werd op een handpers gedrukt, met de hand volgens schablonen in gegomde kalkverven gekleurd („papier peint”). Dit dominopapier kwam druk in gebruik en in 1556 kennen we in Frankrijk het gilde van de „dominotiers, tapissiers et imagiers”. Naast dit soort papieren kwam al spoedig ook gemarmerd papier (geschepte en volgens verschillende marmerdessins geschifte kleuren) in omloop. Jean Papillon (1661—1723) verbeterde het plaatsen der patronen, zoodat deze op de verschillende papierstukken aan elkander sloten en men zoowel horizontaal als verticaal een loopende teekening over het wandvlak kon behouden. Zijn leerling Jacques Chauvau ging er toe over ook de kleuren te drukken. Spoedig ontstonden door geheel Frankrijk drukkerijen van dit zeker minder fijn uitgevoerde papier.
Fournier (1760) maakte door het aan elkander kleven van 30x40 cmstukken de eerste rollen, ong. 12,60 m lang. In het begin der 17e eeuw was men zich gaan toeleggen op fijnere papiersoorten en trachtte men daarmee het fluwcelen behang en het gobelin na te volgen. De zgn. „pluizen- of v l o k k e n-” papieren, die, na met een klevend vernis bedrukt te zijn, belegd werden met verschillende kleuren fijn gehakte wol- of zijdedraden, komen sinds 1620 in Rouaan voor en worden ook in Engeland spoedig nagevolgd, maar daar gebruikt men als ondergrond in plaats van papier linnen, zijde of leer (de zgn. „Londoniana”). Engeland ging in deze techniek zelfs zóó vooruit, dat het na 1760 leverancier van Frankrijk werd. Deze „v l o k k e n-” papieren werden in houten lijsten op dikken linnen ondergrond geplakt. Zoo ontstonden paneelen en wellicht was het daardoor, dat de Franschman ReveilIon in de laatste helft der 18e eeuw geïnspireerd werd, om geschilderde wandversieringen op b. na te bootsen.
Zijn ontwerpen liet hij door kunstenaars van naam maken: Huet, Prieur, Lavallée-Poussin e.a. (voorbeelden in Musée des Arts Décoratifs te Parijs). Hij liet een bijzonder sterk soort papier voor zijn doel fabriceeren. Nadat zijn personeel in 1789 de werkplaats verwoest had en hijzelf als balling in Engeland was overleden, zetten Jacquemart en Bénard het werk voort. Engeland volgde. John Baptist Jackson schreef een verhandeling: „Invention of Engraving and Printing in Chiaro obscuro .... and the Application of it to the Making of Paper Hangings”. Jackson drukte in olie, graveerde zelf voor zijn doel naar Canaletto, Rembrandt, Titiaan enz.
Nicolas Louis Robert uit Essönes bracht in 1799 behangselrollen uit één stuk in den handel. Men ging nu kamers met één groot tafereel of met meerdere samenhangende scènes behangen (de zgn. P a n o r a m a-papieren). Bekende voorbeelden: „De Jacht” te Compiègne, verder stukken in het Victoria and Albert Museum te Londen.Beroemd werden naast de papieren van Jacquemart en Bénard, die van den Elzasser Zuber: „Vues de Suisse” (1804), Joseph Dufour te Parijs: „Ontdekkingsreizen van kapitein Cook” (1804), „de twaalf maanden” (1808), Jourdan Villers: „Slag van Austerlitz” (1806). Naar Amerika werd veel Fransch en Engelsch werk geëxporteerd. Aldaar verrees in 1739 de eerste fabriek van b., maar vooral sinds het begin der 19e eeuw ontstond er een ware manie van behangen.
Een ander soort papier was het naar Chineesche modellen gecopieerd zgn. Chineesch b. Reeds door de handelslui der verschillende Oost-Indische Compagnieën werden kostbare voorbeelden daarvan uit China meegevoerd, maar men begreep, dat men voordeeliger en even goed zelf door de drukpers de met de hand geschilderde vogels en bloemen (gecopieerde vaasmotieven) kon vervaardigen. In Engeland kwamen in de laatste helft der vorige eeuw vooral onder invloed van Augustin Welby Pugin papieren met Gotische patronen in zwang. In het begin dezer eeuw ging men weer terug naar de 18e, doch spoedig werd door de groote productie van mindersoortige namaaksels de fijnheid bedorven. Weer begon men het papier bij wijze van paneelen te bezigen, terwijl dan de vrijgebleven wandvlakken een met het papier overeenkomstige kleur kregen.
Een tijdlang, vooral in Engeland en de Vereenigde Staten omtrent 1914, herleefde de zin voor het oude panorama-papier en vonden antieke maaksels gretig koopers. Ondanks het feit, dat de fabrieken in de laatste jaren telkens nieuwe modellen op de markt brengen, kan men toch niet zeggen, dat de kunst van het behangsel na den wereldoorlog een groote vernieuwing heeft meegemaakt. We hebben nu het, meestal effen, soms nagebootst juten enz., achtergrond-papier, waartegen schilderijen en ingelijst werk behoorlijk moeten uitkomen; daarnaast zijn vooral de effen of weinig gepatroneerde zéér hel gekleurde soorten, zelfs ongebroken goud- en zilverpapieren in gebruik. Deze worden dan in paneelen gevat; verschillende kleuren past men in een vertrek toe, soms 4 tot 6, een werkwijze, die herinnert aan den eersten Pompejaanschen versieringsstijl, waar men met verven hetzelfde effect verkreeg. Er is geglazuurd papier voor keuken en badkamer, gemarmerd voor de hall, gesatineerd, imitatie houtwerk en leer etc. In Nederland zijn als ontwerpers van b. bekend Cris Lebeau en L. Zwiers.
Behangselpapier is verkrijgbaar in uniform-rollen van 8x0,60 m. Er bestaat het goedkoope, onbedrukte, in het bad geverfde naturel-papier. Wordt de voorzijde met patroon bedrukt, dan spreekt men van bedrukt naturelpapier. Is de voorkant eerst met een grondkleur bestreken, dan heet het g e g ronde e r d papier. Is het bij het effenen onder de wals glanzend gemaakt, dan wordt het gesatineerd genoemd. Een mooie ruw-soort is het zgn. i n g r a i npapier (samengewalste lagen geverfde en ongeverfde papierstof).
Tecco en metaxin imiteeren zijde, r e l i ë f-papieren geweven stoffen en leder. De opdruk wordt soms verguld, waardoor het idee van goudleer ontstaat.
L i t.: Ackerman, Wall Paper, its History, Design and Use (1923); Mc Clelland, Historie Wall Paper (1924); Mc Clelland. in The Encycl. Brittanica (Xll 171929, 490 vlg.); Zwiers, Ons huis [z.j. (1924)].
Knipping.