1° August e, Fransch dichter, * 1795 te Marseille, + 23 Aug. 1867. In samenwerking met Méry bestreed hij in heftige satiren de regeering der Bourbons (hekelend weekblad Némésis, 1831 vlg.) en verheerlijkte Napoleon in een episch gedicht: Napoleon en Egypte (1828).
Na een verblijf in Amerika eindigde hij als blind, waarschijnlijk betaald, lofredenaar van Napoleon III (o.a. La Tauride, 1856).U i t g.: Oeuvres (6 dln. Parijs 1883).
2° Frans, markies, Fr. diplomaat. *1747 te Aubagne, + 1830 te Parijs. Gezantschapsattaché o.a. te Londen en Weenen; 1792—1797 gezant in Zwitserland; sluit de vredes van Bazel; lid van het Directoire (1797), maar na fructidor als „royalist” naar Cayenne verbannen. Onder Napoleon voorzitter van den senaat; minister onder Lod. XVIII.
3° J e a n J a c q u e s, Fransch archeoloog, conservator van het Cabinet Royal des Médailles, taal- en muntenkundige. *1716, + 1795. Zijn naam is verbonden gebleven aan zijn Voyage du Jeune Anacharsisen Grèce (4 dln. 1789), dat onder den vorm van een reisverhaal de beschavingsgeschiedenis van het oude Griekenland uiteenzet; het werk, in alle Europeesche talen vertaald, droeg, met de kunsthistorische werken van Winckelmarin, bij tot den heropbloei der klassieke studiën.