Zijn bijnaam is verbasterd uit: nequam (boos, slecht). Grafschrift getuigt dat hij toch braaf leefde.
Zeer vruchtbaar en veelzijdig schrijver uit de 2e helft der 12e eeuw. Studeerde in Parijs: de vrije kunsten, de beide rechten en de medicijnen! Kende zelfs wat Hebreeuwsch. Werd leeraar in Parijs, later m Dunstable, vervolgens monnik en eindelijk abt in Cirencester (1217). Hij gaf twee verzamelingen van fabels uit: de nieuwe Avianus en de nieuwe Aesopus; een werk over de namen van gebruiksvoorwerpen; over de natuur der dingen; over den lof der goddelijke Wijsheid; een grammatisch en bijbelsch lexicalisch werk, terwijl nog zeker 16 werken in handschriften van Engelsche bibliotheken verborgen liggen.Lit.: Manitius, Gesch. der lat. Liter, des Mittelalters (III 1931, 784—794).
Franses.