Noorweegsch romanschrijver van sterk anti-kerkelijke strekking. * 18 Febr. 1849 te Stavanger, ✝ 6 April. 1906 te Bergen. In de journalistiek opgevoed tot gemakkelijke beheersching van den vorm, onder Franschen invloed (Daudet o.a.!) tot niet Skandinaafsch aandoende luchtigheid van toon verleid, is K. toch een weinig rijke, weinig oorspronkelijke schrijversnatuur, die op zijn 42e jaar uitgebloeid was en zichzelf overleefde als gezeten ambtenaar. K.’s romans zijn een ononderbroken caricatuur van de machten van het behoud in de maatschappij: burgerij, kerk, handelsmoraal, klassiek gymnasium enz.; en de doorloopende naïef-tendentieuze prediking van een blind geloof in de evolutionistische theorie van den „vooruitgang door niets-ontziende waarachtigheid”.
De straffe geconcentreerdheid van K.’s novellen bood langer weerstand aan de snelle verschuivingen der letterkundige mode, dan zijn romans, die thans vrijwel verouderd zijn, ondanks onmiskenbare gaven van stijl en psychologie.Voorn. werken: Novelletter (1879); Garman og Worse (1880); Arbeidsfolk (1881); Else (1881); Skipper Worse (zijn meesterstuk; 1882); Gift (1883); Fortuna (1884); Sne (1886); Sankt Hansfest (1887); Professoren (blijspel; 1888); Jacob (1891); Mennesker og Dyr (1892).
Uitg.: Samlede Digterverker (5 dln. Kopenhagen
1920).
Lit.: R. C. Boer, in De Gids (Mei 1897); M. Schjött, A. L. K. (1904); G.
Gran, A. L. K. og hans Samtid (1922); B. Kielland, A. L. K. (1929). Baur