noemde zich echter Arnold. * 1868 te Amsterdam, + 1926 in Zwitserland, vestigde zich 1886 als arts te Amsterdam, debuteerde als romanschrijver in den eersten jaargang van De Nieuwe Gids met de sombere vertelling „In het Donker”. Hij werkte mee aan De Nieuw Gids, Tweemaandelijksch Tijdschrift, Twintigste Eeuw, als verhalend prozaschrijver en criticus.
Hij „schreef de benauwenissen uit zich weg, die het dagelijksch bestaan zijn gevoelige ziel aandeed” (Frans Coenen), zijn stijl is grauw van leed, en daardoor vermoeiend.Werken. Romans : Zuster Bertha (1891) : Martha (1895) ; Stille Uren (1906). Novellen : Uit het Leven (1900) ; Novellen (1905); Line (1900). Geschiedkundig : Napoleons Laatste Levensjaren (z.j.).
Lit. : W. Kloos, Veertien jaar Lilt. Gesch. (II) ; Lod. van Deyssel, Verz. Opst. (II en VII) ; Fr. van Leden, Langs den weg; Frans Coenen, Studiën v. d. Tachtiger Beweging.
Asselbergs.