worden de eieren genoemd, waar in het protoplasma het voedingsmateriaal zoo spaarzaam en gelijkmatig is verdeeld, dat dit geen invloed op het deelingsproces uitoefent en dientengevolge bij de eiklieving blastomeren van gelijke grootte ontstaan. Men treft deze eieren aan bij vele lagere dieren en het lancetvischje. zie Eiklieving.
Willems.