Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-01-2024

Albacete

betekenis & definitie

1° Spaansche provincie, 14683 km2, 237 000 inw., vnl. Kath.

Het N. behoort nog tot La Mancha, heeft traag stroomende riviertjes en hier en daar zoutmeertjes, o.a. de Lagimas de Ruidéra (zie Guadiana). Het Z. is bergachtig (Siërra de Alcaraz) en doorsneden met diepe kloven en breede dalen, o.m. van de Segura. Bestaansmiddelen. Het droge N. is voor een groot deel bedekt met espartogras (papierindustrie). Daarnaast veeteelt: muildier, schaap, en winterweiden voor de runderen uit Oud-Castilië. Waar bevloeiing mogelijk is (zie Noria’s) ook landbouw (tarwe, vlas). Het bergland is regenrijker, heeft mooie wouden en in de dalen een belangrijken ooftbouw en olijventeelt.2° Hoofdstad der gelijkn. prov. (Spanje, 38° 59' N., 1° 51' W.), 690 m boven zee, verkeersknooppunt, waar de wegen uit La Mancha en de spoorweg Madrid—Cartagena tusschen 2 gebergten (Sierra de Alcaraz en Mulhacen de Carcelén) door naar de Midd. Zee leiden; veemarkt; 21512 inw. Kath. A. bestaat uit een oude bovenstad (16e-eeuwsche kerk) en een jonge benedenstad, waarin het gebouw van het prov. bestuur met klein museum. Beroemd zijn de dolken en messen met ingeëtste opschriften.

Verwiel.

< >