Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-01-2024

Akbar de Groote

betekenis & definitie

grootmogol van Indië, dichter en wijsgeer. * 1556, + 1605, zoon van Hoemaioen en kleinzoon van den geweldigen Baber, die als eerste grootmogol in 1526 Voor-Indië veroverde. Hij breidde het Mongoolsche rijk uit over het geheele Indus- en Gangesgebied en maakte Agra tot de machtige hoofdstad.

Als dichter en wijsgeer maakte hij zijn naam onsterfelijk door een merkwaardige eclecticistische verdraagzaamheid, welke hem tot actieve belangstelling bracht ook voor het Katholicisme. Hij liet in 1579 te Goa plechtig door een gezant vragen twee Jezuïeten af te zenden, om hem door hun prediking en door hun boeken hun leer bekend te maken. De Portugeesche provinciaal zond drie paters, Rodolfo Aquaviva, Antonio Montferrat en Francisco Henriquez, welke laatste als bekeerde Mohammedaan en door zijn talenkennis een goede tolk zou kunnen zijn. Zij werden voortreffelijk ontvangen, maar A. had reeds een eigen godsdienst gevormd, welke, als gemiddelde van vele, ook tot de eenheid van zijn rijk zou kunnen bijdragen. Hij werd hierin bijgestaan door zijn bekwamen eersten minister Aboel Fazil, wiens in het Perzisch geschreven geschriften, w.o. een dagboek, de eerste bron zijn voor Akbar’s geschiedenis. Aboel Fazilwerd van de waarheid van het Christendom overtuigd en spoorde A. aan tot deze leer over te gaan.

A. liet reeds zijn tweeden zoon in het Portugeesch en in de Christelijke leer onderrichten; hij begreep, dat zijn Hindoe-onderdanen zeer zeker den Islam niet zouden aannemen; hij vereerde reeds de H.Maagd, droeg een Agnus Dei om den hals en ging om met de gedachte, een gezantschap te zenden naar Philips II en paus Gregorius XIII (1672—1585). Maar A. bleef besluiteloos. Zijn zedelijke zwakheid, welke van den harem geen afstand kon doen, en zijn staatkundige bezwaren behielden de overhand, hoezeer hij p. Aquaviva met nadruk wilde weerhouden, toen deze ten slotte vertrok op uitdrukkelijk bevel van Ajimez zijn provinciaal, na een driejarig verblijf. Het staat vast, dat A. geestelijk hooger stond dan zijn vorstelijke tijdgenooten in Europa, terwijl voor de hand ligt, dat de moderne belangstelling in zijn persoon hem tot een Oosterschen Nathan den Wijzen wil maken, die aan alle godsdiensten slechts betrekkelijke waarde kan toekennen. Ook A. had te kampen met samenzweringen en haremkuiperijen, zoodat hij eenzaam en teleurgesteld stierf.

Zijn zoon Dsjahangiz volgde hem op, deed Aboel Fazil vermoorden en stichtte voor zijn vader een grootsch gedenkteeken in Agra’s nabijheid. Zijn rijk kwam in verval.L i t.: E. Rehatsck, The Emperor Akbar’s reputation of Islam (Bombay 1866); F. A. von Noer, Kaiser Akbar (1885); V. A. Smith, Akbar the Great Mogul (Oxford 1917); Pastor, Ges. d. Pabste (IX 1923); H.

Much, Akbar, der Schatten Gottes auf Erden (Einhornverlag 1924); St. a. Maria-Laach (LXXYI en XXXVII).

v. Gorkom.

< >