vlg. Gr. sage zoon van Atreus, broeder van Menelaüs en koning van Mycenae.
Hij is de opperleider van den tocht naar Troje; hier geraakt hij in strijd met Achilles, met wien hij zich later weer verzoent. Om den toorn van Artemis te stillen, moet hij vóór het vertrek naar bovengenoemde stad zijn dochter Iphignia offeren. Bij zijn terugkeer wordt hij verraderlijk omgebracht door Aegisthus, den verleider zijner vrouw Clytemncstra, maar later door zijn zoon Orestes gewroken. Aeschylus wijdt zijn drama A. aan de thuiskomst en den moord: somber en zwaar drukt op het geslacht der Atriden de Wraakgeest, die door de hand, niet meer van Aegisthus, maar van Clytemnestra zelve, vergelding eischt voor het hemeltergende offer van Iphigenia. Door Euripides wordt in de Aulische Iphigenia vooral één karaktertrek van A. belicht: A. is de zwakke mensch, die als vader lijdt om het van hem door het leger geëischte offer, maar die den moed mist om te weigeren het te volbrengen. A. en het lot der Atriden werden veelvuldig behandeld in epos, lyriek en tragedie.V. Pottelbergh.
A. wordt in de k u n s t soms voorgesteld, zetelend op een troon, omgeven van twee dienaren (Louvre Parijs). Op vaasbeelden: Telephos bedreigend; in strijd met Achilles; A. geeft Briseïs terug; aanhot graf van Patroclus; Clytemnestra wil met opgeheven bijl A. dooden; A. in de onderwereld (ook op sarcophagen).
Knipping.