Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-01-2024

Aediles

betekenis & definitie

Rom. magistraten. In 494 v.

Chr. kreeg de plebs na de uitwijking naar den Heiligen Berg eigen overheden, nl. de tribuni en de a. plebis. De twee a. waren de helpers der volkstribunen. In den Cerestempel hadden zij een archief, waarin zij de plebiscita en later ook de afschriften van de senaatsbesluiten bewaarden. In 366 werden twee nieuwe a. aangesteld; a. curules, die tot de curulische magistraten behoorden. Aanvankelijk moesten dit patriciërs zijn, doch spoedig werd dit ambt ook voor plebejers toegankelijk, De a. hadden de zorg voor de stadspolitie, het toezicht op openbare gebouwen, wegen, waterleidingen en brandweer; op baden en herbergen en daardoor in zeker opzicht ook op de openbare zedelijkheid; voorts de regeling van den korentoevoer, het toezicht op de markten (prijzen, deugdelijkheid van waren, gewichten, maten); en de regeling der openbare spelen. De a. hadden een tribunal op het forum en konden daarvoor diegenen dagen, die hun politieorders overtraden; ze spraken recht in handelsgeschillen.

In het begin van hun ambtsjaar vaardigden zij een edictum aedilicium uit. Deze edicten waren van belang voor de vorming van het privaatrecht. In den keizertijd werd de macht der a. zeer beperkt door de instelling van andere ambten. Ook in andere Rom. steden en municipiën waren a. met ongeveer gelijke bevoegdheden als te Rome.Lit.: Jos Schrijnen, Schets der Romeinsche publieke antiquiteiten (41914, 148 vlg.); Daremberg-Saglio, Dictionn. des Antiquités grecques et romaines (I 95—101).

Davids.

< >