lü Friedrich Adolf, plat-Duitsch humoristisch schrijver van anti-Bismarckiaansche satiren, onder pseudoniemen A. Mannsfeld en A.
Feldmann. * 1837 te Bützow, + 1903 te München.Hoofdwerk: Vaeeldeputatschon bi Bismarck (1886).
2° Hans, Duitsch tooneelschrijver uit de 16e eeuw; beoefende het bijbelspel met Lutheraansche strekking. Leefde te Zwickau. Hoofdwerk: Der verlorne Sohn (1536).
3° K o n r a d Ernst, Duitsch tooneelspeler van Europeesche bcteekenis (o.a. diepe werking in Rusland); mede-grondlegger van de moderne schouwspelkunst. Werkte sinds 1753 met eigen troep, sinds 1765 in eigen schouwburg te Hamburg (zieLessings Hamburgische Dramaturgie). * 1 Febr. 1712 te Schwerin, +13 Nov. 1771 te Hamburg.
Li t.: B. Litzmann in F. L. Schröder (I 1890).
4° L o u i s e, g e b. C h o q u e t, Fransche lyrische dichteres van ongeloovige inspiratie en bitter, twijfelmoedig levensgevoel. * 1813 te Parijs, +1890 bij Nizza. Als jong, begaafd meisje, na stevige klassieke vorming te Parijs, sinds 1838 in Duitschland op studie; ondergaat er den invloed van de pessimistische wijsbegeerte, in haar door eigen levenstragiek nog versterkt (dood van haar man in 1846).
Werken: Contes et Poésies (1855—1863); Poésies Philosophiques (1874); Pensées d’une Solitaire, met autobiographie (1882, alle bij Lemerre).
L i t.: O. d’Hatissonville, Mad. A. (Parijs 1891); M. Citoleux, La Poésie philosophique au 19e siècle (Parijs 1906).
Baur.