volgens zommigen de Vogelwijk, en naar het gevoelen van anderen, beter de Voorwijk genaamd, is een stuk Voorland van den Waterlandschen Dijk, in ’t Y, tegen over Amsterdam gelegen. Van ouds lag het onbedijkt.
Hertog ALBREGT VAN SAXEN gaf, in den Jaare 1393, vrijheid tot het leggen van eenen Zomerdijk, aan de Ingelanden, van welke de meeste te Amsterdam, en de andere in Waterland woonden. Ook wierden, zedert, drie Heemraaden uit Amsterdam, en twee uit de Waterlandsche Ingelanden gekoozen. Op deeze vergunning steunt het Regt van Ambagtsheerlijkheid, welk de Stad, zedert, altoos over deeze strook lands geoeffend heeft. Op den Zuidwesthoek daar van staat de Galg, waar aan de misdaadigen, die binnen Amsterdam geregt zijn, gehangen worden, gelijk ook de Raden en Staaken, op welke de rompen en hoofden der gevonnisden worden ten toon gesteld. Een paalenhoofd, aan den Zuidoosthoek, bij den naam van Schelvischhoofd bekend, dient om schuuring en diepte in het Y te bevorderen. Midden door de Voolwijk loopt een gegraaven vaart, ten diende van het Veer op Buiksloot. Aan den mond daar van staat een Tolhuis, ’t welk tevens tot eenen Herberg dient; het is de eenige wooning in de Voolwijk.Zie J. WAGENAAR, Beschrijving van Amsterdam.
