Inheemse dieren

Gedigitaliseerd Ensie (1950)

Gepubliceerd op 15-02-2023

Boorgangen van insekten in bast en hout

betekenis & definitie

Bastkevers (familie Scolytidae) Vertakte boorgangen aan de binnenkant van afstervende of dode boombast. De hoofdgangen hebben overal een vrijwel even grote ∅ (2-3 mm) en zijn gemaakt door 9. De ∅ van de zijgangen neemt toe naarmate de afstand tot de hoofdgang groter is. De zijgangen worden uitgevreten door de larven, die zich aan het uiteinde van deze gangen verpoppen. Larven pootloos, witachtig. Tot 5 mm. Kevers met dekschilden die van achteren recht afgesneden en getand zijn. Geel- tot zwartbruin. L 3-4 mm. De verschillende soorten tasten meestal alleen bepaalde naald- en loofbomen aan. Sommige soorten boren in dood hout. Boekdrukkertje (Ips typógraphus) Meestal slechts één loodrechte hoofdgang aanwezig. In sparrehout. Glansschorskevers (Pityógenes chalcógraphus e.a.) 3-6 straalvormige hoofdgangen. In sparren.

< >