Waterplaats voor mannen; urinoir, pisbak; inz. in toep. op waterplaatsen in café’s, openbare toiletten enz.
Hij gaf me een frank en deed met de hand teken dat ik moest ophoepelen, en toen ik hem aansprak kreeg hij een kop als een rooie biet en stond op en liep naar de pissijnen, VAN AKEN 1965, 174.
Pis niet naast het pissijn, want de volgende kan op z’n blote voeten zijn, Gelezen in een Antwerpse W.C. 1978.
Sam.: pissijnwoord, schuttingwoord (Allereerst een verloedering van de taal. De «kritische jeugd» van ’68 scheen een voorkeur te hebben voor pissijnwoorden. Dat was dan een uiting van nonkonformisme, van vrijheidsdrang, van afkeer voor de gevestigde waarden en machten, van de afwijzing van intellektuele en sociale ongelijkheid, Gazet v. Antw. 20/5/1978).