evenhoevige, op varkens lijkende zoogdieren. Zij worden vanwege hun donker, borstelig haarkleed ook zwart wild genoemd.
Zij leven in rotten in moerassige bossen. Door het wroeten naar knollen en wortels richten zij op akkers grote schade aan. In de jagerstaal noemt men het mannelijke wilde zwijn keiler of ever, het vrouwelijke zeug. De jongen, die in de lengterichting geel gestreept zijn, noemt men biggen.