1. Ieder drijvend lichaam verplaatst zoveel gram water als zijn gewicht bedraagt.
Verplaatst het lichaam minder water dan zijn eigen gewicht, dan zinkt het. 2. De waterverplaatsing van een schip is het gewicht aan water dat door het schip bij een zekere diepgang wordt verplaatst, uitgedrukt in tonnen van 1000 kg of Engelse tonnen van 20 cwt. (1016 kg). Een schip verplaatst zoveel gewicht aan water als het zelf weegt. De waterverplaatsing van een schip kan dus verschillen van de diepgang bij afgeladen schip tot de maximum toelaatbare diepgang bij bevrachting. Dit wordt aangegeven door het plimsollmerk aan beide zijden van de buitenhuid. Bij de koopvaardij geldt de waterverplaatsing overigens zelden als maatstaf voor de grootte van een schip. De grootte van oorlogsschepen wordt daarentegen bijna altijd uitgedrukt in tonnen waterverplaatsing van 20 cwt. Bij de marine onderscheidt men dan:
a. de standaardwaterverplaatsing, d.w.z. met volle uitrusting en water in de ketels, doch zonder brandstofvoorraad; en
b. de maximum-waterverplaatsing, wanneer het schip volledig is uitgerust voor de reis en voor alle diensten; zie ook tonnage.
