Als de luchttoevoer wordt afgesloten, kan tot verhitting gebracht hout niet verbranden: het verkoolt tot houtskool. Houtskool werd vroeger in plaats van cokes gebruikt bij de verwerking van ijzererts (zie hoogoven), bovendien diende het als verhittingsmateriaal.
Omdat het zonder vlam doorgloeit, werd het b.v. ook in de ouderwetse strijkijzers gebruikt. Met zwavel en salpeter gemengd vormde het buskruit. Houtskool werd vroeger in kolenbranderijen vervaardigd. Het hout werd daarvoor tot een mijt opgestapeld en bedekt met aarde, waarbij slechts een zwakke luchttrek werd toegelaten. De kolenbranders lieten deze gloeiende houtstapel dan achter totdat deze langzaam verkoold was. Tegenwoordig wordt houtskool (als actieve kool, tekenstift, voor het maken van zwavelkoolstof, cyaankali, enz.) in destilleerinrichtingen door zogenaamde droge destillatie (zie destilleren) vervaardigd.