een trekvogel met lange poten, lange hals, kleine kop en tamelijk lange snavel, wordt ongeveer 1,40 m groot. De spanwijdte van zijn vleugels bedraagt 2,40 m.
Hij overwintert in Afrika in grote troepen en trekt in voor- en najaar regelmatig in vrij grote aantallen over het oosten van het land. Trekkende kraanvogels vliegen in de vorm van een haak. De kleine jufferkraan broedt in Zuid-Europa en Midden-Azië, de kroonkraan, met een goudgele vederkuif achter op zijn kop, in Afrika.