republiek ten zuiden van de Alpen, groot 301 061 km2 en met 55 milj. inwoners. De hoofdstad Rome telt 2,7 milj. inwoners.
Italië heeft de vorm van een laars, die zich uitstrekt in de Middellandse Zee. De afzonderlijke landschappen hebben een verschillend klimaat. De Po-vlakte in Noord-Italië is zeer vruchtbaar. Ze wordt door de Alpen te-gen de koude noordenwinden beschermd. Tarwe en maïs leveren er rijke oogsten. Ook worden er rijst en suikerbieten verbouwd, is er wijnbouw en worden er moerbeibomen gekweekt voor de teelt van de zijderups. Hier liggen ook de grote industriesteden van het land: Milaan met grote kunstzijdefabrieken, Turijn met automobielindustrie (Fiat) en Verona met papier-, textiel en metaalindustrie. Het schiereiland en de eilanden zijn overwegend bergachtig. De Apennijnen, waarnaar het schiereiland het Apennijnse schiereiland wordt genoemd, is een dor en woest kalkgebergte.
Tot de ontwouding hebben vooral de berggeiten bijgedragen, die het jonge bos kaal vraten. Het schiereiland heeft het Middellandse-Zeeklimaat, met hete, droge zomers en zachte, regenrijke winters. Hier groeien olijven, wijn en zuidvruchten. Italië is een land met een rijke geschiedenis. Het was de kern van het Romeinse wereldrijk; zie Rome. De Germanen stichtten er later het rijk der Oostgoten met de hoofdstad Ravenna en het rijk der Longobarden (Lombardije).
Het tegenwoordige Italië werd in 1861 een eenheidsstaat door het werk van de staatsman Cavour. Het in 1936 door Mussolini gestichte nieuwe imperium ging met het einde van de Tweede Wereldoorlog ten onder. Door de steeds toenemende bevolking zijn sociale hervormingen, o.a. wat betreft het grondbezit, dringend noodzakelijk. Ook zoeken veel Italiaanse arbeiders werk in het buitenland. Italië is arm aan delfstoffen en moet daarom steenkool, aardolie en ijzererts invoeren. Van alle landen van Europa trekt Italië de meeste toeristen. Het land is lid van de EEG.