(ongeveer 995-1050), beroemd muziektheoreticus. Verbeterde het notenschrift door de balklijn van 2 op 4 te brengen; bovendien voerde hij de huidige benaming in van het do-re-mi-fa-sol-la-si, met behulp van een Latijnse hymne op Johannes de Doper: ut queant laxis / resonare fibris / mira gestorium / /amuli tuorum / solve polluti / labii reatum / sancte /oannes (bede om te mogen zingen met reine lippen).
Het begin „ut” eindigde niet op een klinker en was derhalve ongunstig voor het zingen; dit werd later veranderd in do.