een republiek in het zuiden van het Balkan-schiereiland, groot 131 888 km2 en met 9 milj. inwoners. Daarbij behoren ook de talrijke eilanden in de Ionische en in de Egeïsche Zee.
Het land is bergachtig en sterk verweerd. Uitgevoerd worden: krenten, tabak, katoen, olijfolie en wijn. De hoofdstad is Athene. Vele tempelruïnes en oude bouwwerken getuigen nog heden van een groots verleden. Omstreeks 2000 v. Chr. drongen de Hellenen, omstreeks 1000 v. Chr.
Keltische stammen het land binnen, die de oorspronkelijke bewoners onderwierpen. Door de kleine vlakten in het gebergte ontstonden er kleine stadstaatjes. Onder leiding van Athene sloegen de Grieken gezamenlijk de drie aanvallen van de machtige Perzische heersers af (in 492, 490 en 480 v. Chr.). Nadien kwam Griekenland en vooral Athene tot grote bloei: de gouden eeuw van Perikles. Daarna volgde echter een langdurige strijd om de hegemonie tussen Athene, Sparta en Thebe, waaraan door Alexander de Grote (omstreeks 336 v. Chr.) een einde werd gemaakt.
De Griekse beschaving, dichtkunst, bouw- en beeldhouwkunst van de gouden eeuw, werden als „klassieke” kunst een voorbeeld voor de gehele toenmalige Oude Wereld. Vooral de zuilengalerijen van de theaters vinden tot in de tegenwoordige tijd navolging. De Griekse filosofie, vooral die van Plato en Aristoteles, werd het fundament van de wijsbegeerte. In 146 werden Griekenland en Macedonië Romeinse provincies. In latere eeuwen trokken herhaaldelijk Germaanse en later ook Slavische stammen het land binnen. Zij werden de voorouders van de huidige bevolking.
In 1456 werd Griekenland door de Turken onderworpen. In de vrijheidsoorlog van 1821 tot 1829 wist het het Turkse juk af te werpen. In 1832 werd het een koninkrijk en in 1973 een republiek, na een staatsgreep in 1967.