1. zichtbaar gedeelte van de cirkelvormige beweging die de waterdeeltjes in de oppervlaktelaag van het water beschrijven onder invloed van de wind. In de golfrug bewegen de waterdeeltjes met de wind mee, in het golfdal gaan ze terug.
Waar het water te ondiep wordt om een volledige cirkel te beschrijven slaan de golven over: branding; 2. ook een grote bocht in de kustlijn wordt een golf genoemd, b.v. de Golf van Biskaje;
3. in de natuurkunde: iedere zich in de ruimte uitbreidende periodieke beweging (trilling). Bij golven die zich in materie voortplanten, is het nodig dat er veel deeltjes zijn die kunnen trillen en deze trilling kunnen doorgeven aan hun buurdeeltjes. Elektromagnetische golven zijn niet aan de materie gebonden; zie ook amplitude, frequentie, interferentie, samenstelling, polarisatie, transversaalgolven;
4. een uit Engeland stammend balspel, waarbij een kleine, harde rubberbal in zo weinig mogelijk slagen met verschillend gevormde golfstokken over een deels ruw terrein („links”) in een klein putje („hole”) moet belanden. In verkleinde vorm als midgetgolf heeft het bij het grote publiek bekendheid gekregen.