verlaging - door de bevoegde autoriteiten - van de waarde van de eigen geldeenheid, uitgedrukt in een buitenlandse geldeenheid of in goud. Zo devalueerde b.v. de Nederlandse gulden in 1949 met 30,2%, hetgeen o.a. betekende dat de dollarkoers steeg van 2.65 tot 3.80.
De uitvoer naar Amerika werd hierdoor gunstig beïnvloed, daar Nederlandse produkten nu voor de Amerikanen goedkoper werden. Omgekeerd werkte de devaluatie remmend op de invoer, daar voor buitenlandse produkten nu meer guldens moesten worden betaald. Onder revaluatie verstaat men het tegenovergestelde verschijnsel. In 1962 vond een revaluatie van de Nederlandse gulden plaats met 5%. Voor de Nederlandse gulden betekende dit een daling van de dollarkoers van 3.80 tot 3.60. Tien jaar later devalueerde zowel de dollar als revalueerde de gulden, waardoor de dollarkoers zakte tot 2.80. De gevolgen van een revaluatie zijn: stimulering van de invoer en remmende invloed op de export.