Uit een ketel, die gewoonlijk in de kelder staat, worden alle ruimten in een huis verwarmd. Bij de verwarming met warm water wordt in een ketel water verhit.
Dit stijgt door buizen naar de verwarmingslichamen (radiatoren) in de kamers en staat daar warmte af aan de kamerlucht. Door een afvoerbuis komt het water weer in de ketel en wordt daar opnieuw verwarmd. Bij stoomverwarming wordt er stoom door verhittingslichamen geleid. Daar deze dan heel warm worden (stoom is altijd boven de ioo° C), zijn ze meestal bekleed. Bij de luchtverwarming wordt door een oven stofvrije lucht verwarmd; deze stroomt door buizen vrij de kamers binnen.