Deze door Ernst Haeckel (1834-1919) opgestelde wet luidt, dat de ontwikkeling van ei tot geheel ontwikkeld organisme een korte, beknopte herhaling is van de ontwikkeling van de stam die door de voorouders in de loop van langdurige perioden werd doorgemaakt. Voorbeelden: de larven van amfibieën ademen nog door kieuwen, evenals hun op vissen gelijkende voorouders miljoenen jaren geleden deden.
De embryo’s der baardwalvissen bezitten nog tandkiemen omdat hun voorouders eertijds tanden bezaten.