Zilversmeden werden vroeger in één adem genoemd met de goudsmeden. Zij beoefenden allen de edelsmeedkunst, waartoe de onderdelen graveren, ciseleren, monteren en emailleren behoren. A. kende deze handwerkslieden al in de 15de eeuw, want uit 1469 dateert een keur waarbij een Gerecht het gehalte der edele metalen vaststelde en bepaalde dat er jaarlijks drie vertrouwde personen gekozen en beëdigd zouden worden, die "waardeins" genoemd werden. Zij moesten waken over het juiste gehalte dat de goud- en zilversmeden leverden. Had de waardein een stuk werk gekeurd en goed bevonden, dan sloeg hij er zijn merk in.
Alle gouden en zilveren voorwerpen moesten op boete van 12 schellingen aldus gestempeld zijn. De waardein ontving voor dit stempelen of steken een bepaald bedrag. Zo betaalde een zilversmid aan hem voor het keuren van een degengevest 1 stuiver, van een schroefnaaldkoker 12 penningen en van een ceintuurhaak, een paplepel en een vingerhoed 6 penningen. Waren in de 17de eeuw de zilversmeden Vianen en Lutma* beroemd, aan het begin van de 18de eeuw was het de Fransman Daniël Marot*, architect van Willem III, die een nieuwe techniek invoerde. Tussen 1688 en 1795 werkten er in A. zo'n driehonderd zilversmeden. De export van zilverwerk was dan ook zeer belangrijk. Zilver was er niet alleen voor de sier, maar ook voor belegging. Grote stukken werden vaak omgesmolten om tot munten te worden geslagen.
En omgekeerd. Zo werd bijvoorbeeld een erfenis van zilvergeld veilig tot een blad gesmeed om zo bewaard te worden tot de erfgenaam meerderjarig was. Bekende zilversmeden in de 20ste eeuw waren de gebroeders H.R.C. en C.H. Helweg, die tot 1965 op de Rozengracht 66 hun bedrijf uitoefenden. De zaak, die in 1753 was gesticht en waarin vijf generaties Helweg hun ambacht hadden uitgeoefend, had geen opvolger en werd verkocht. Hendrik Helweg werd in 1856 op 53-jarige leeftijd geportretteerd door Jozef Israëls*, die bij hem inwoonde. Zijn neef Klaas Helweg stond model voor Israëls schilderij "Langs moeders graf" (1857); het meisje dat hij op zijn arm draagt, is de tweejarige Engelina Catharina Maria Helweg; de jongen die aan vaders rechterhand loopt, is de tienjarige Carl Hendrik Helweg, de latere graveur. Engelina poseerde ook voor het schilderij "Kinderen der zee" (1872).
LIT. J.H. Kruizinga, Jozef Israëls 1824-1911, O.A. 1961, 226; K.A. Citroen, Amsterdamse zilversmeden en hun merken, 1975; K.A. Citroen e.a., Meesterwerken in zilver, Amsterdams zilver 1520-1820, 1984; Barend J. van Benthem, De Amsterdamse familie Helweg, Twee eeuwen tafelzilver, 1753-1965, O.A. 1996, 268.