Volkstuinen - De volkstuinen zijn ontstaan vanaf 1909 en in de Tweede Wereldoorlog sterk uitgebreid. Schaarste aan voedsel maakte het bezit van een lapje grond begeerlijk. Maar hun betekenis is veel groter. De volkstuinen hebben honderden de ogen geopend voor de schoonheid van de natuur. Het begin van het moderne volkstuinwezen sluit aan op het werk van de uit 1784 daterende Maatschappij "Tot Nut van het Algemeen" (zie: Nut).
Deze maatschappij probeerde grond in eigendom te krijgen om die te verhuren aan "arbeiders, weduwen en kleine burgers". Gemeenten, armenbesturen en drankbestrijdingsbonden dachten er net zo over en op 31 mrt. 1909 werd in A. het Comité voor Volkstuinen* opgericht. De eerste Bond van Volkstuinders werd in A. opgericht op 18 aug. 1917. Het doel was het behartigen van de belangen van de huurders van volkstuinen. Op 10 febr. 1920 keurde de gemeenteraad een voorstel van B. en W. goed om met ingang van 1 jan. 1921 aan de Bond van Volkstuinders grond te verhuren. De grote propagandist voor het volkstuinwerk was de vurig socialistische politieman J.
Vroegop*. Er verschenen nu alom gecombineerde siergroentetuinen, waarvan het groentegedeelte in de Tweede Wereldoorlog zorgde voor aanvulling op het schaarse voedselpakket. Het aantal tuinders steeg van 3.390 in 1940 tot 9.300 in 1945. In 1947 was het aantal leden weer gedaald tot 4.200, die tuinierden op een totaal areaal van ongeveer 150 ha Sinds 1950 zijn er drie soorten volkstuinen: nutstuinen, siertuinen en een combinatie van beide. In 2000 telde A. bijna 40 volkstuingroepen met ruim
7.000 tuinen, waarvan er rond 6.000 zijn aangesloten bij de Bond van Volkstuinders. De oppervlakte bedraagt circa 250 ha (een kwart gedeelte van het Amsterdamse Bos; per inwoner van A. is dit bijna 3 m2). Door de stadsuitbreidingen en wegenaanleg moest een aantal volkstuincomplexen verdwijnen. Op 28 juli 1984 woonde wethouder Luimstra-Albeda de viering bij van het 75-jarig bestaan van "Neerlands" oudste volkstuinvereniging "Tuinwijck" in het clubgebouw aan de Liergouw te Schellingwoude. Dit volkstuincomplex was sinds 1909 gevestigd aan de Polderweg, vanaf 1940 aan de Oosterringdijk en verhuisde in 1973 naar Schellingwoude. De 70 tuinen in A. Noord aan het Zuideinde, ten noorden van de Molenwijk, waren het eerste echte volkstuinencomplex dat de Bond van Volkstuinders in beheer nam. Vooral de laatste jaren zijn de volkstuinen in trek bij trendy Amsterdammers. Waar ooit de arbeiders hun groenten verbouwden, relaxt nu de intellectueel, lekker buiten in eigen stad.
LIT. Prof. mr. J.A. van Hamel, Vijftigjarige herdenking van de eerste volkstuintjes te Amsterdam, O.A. 1960, 237; J.F.M. den Boer, Volkstuinen, M.A. jun. 1955, 93; dr. L. Jansen, Oorsprong en ontwikkeling van het volkstuinenwezen in Amsterdam, 1967; T. Krielaart, Een verdwenen lustoord, O.A. 1976, 104; N. Bouman, Volkstuinen in en om de stad, O.A. 1978, 192; Weber, Een "wilde" groep volkstuinders aan de Schagerlaan, O.A. 1983, 106; Jaarverslag 1986, Bond van Volkstuinders, 1986; Henriëtte Lakmaker, Amsterdammers op vakantie, O.A. 1993, 170; Peter-Paul de Baar, Oude en nieuwe volkstuinders, O.A., 1997, 114; Paul Arnoldussen, De nieuwe maatschappij, Parool PS 3 juli 2001.