Tivoli (I) - Tivoli, Nes 69, was in de tijd dat de Nes* nog een centrum van vermaaksleven in A. was, een theater- en concertzaal die erg in trek was. In 1868 werd de zaal, na de verbouwing van een koffiehuis dat jaren ter plaatse had bestaan, onder deze naam geopend. Tot 1895, toen het werd afgebroken en vervangen door een kantoor van een tabakshandelaar, is het gebouw als schouwburg in gebruik geweest. Tivoli begon als een soort café-chantant, met een "Engelsch burlesque gezelschap", maar toen dat niet trok, werd een Frans vaudevillegezelschap geëngageerd. Ook dit liep niet; vervolgens werd Louis Bouwmeester* er met zijn gezelschap gecontracteerd en ditmaal ging het wel.
Afwisselend hadden hier Bouwmeester en een operettegezelschap met Henri Morden groot succes. In later jaren werd de zaak weer een café-chantant, totdat in 1886 Charles de la Mar, vader van Nap en grootvader van Fien de la Mar*, er met zijn gezelschap romantische stukken, later ook Franse blijspelen, ging opvoeren. Nap debuteerde hier. Onder Charles de la Mar begon de achteruitgang van het theater, dat bovendien langzamerhand dringend restauratie nodig had, zonder dat daarvoor voldoende geld aanwezig was. In 1894 verliet De la Mar het gebouw en een jaar later werd het voor afbraak verkocht.
LIT. T.K. Looyen, Amsterdamse theaters, 1981, 39.