XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Spyker, Autofabriek

betekenis & definitie

Spyker, Autofabriek - Aan de firma van Hendrik en Jacob Spijker werd het bouwen van de Gouden Koets opgedragen (1898). Deze werd echter niet door hen gebouwd, maar aan de Stadhouderskade (toen Leonard Lang; Schutter en Van Bakel in de Kerkstraat leverden het koetswerk). In 1891 ontstond de N.V. Rijtuigfabriek Gebroeders Spijker, die in 1898 werd omgezet in de N.V. Industriële Maatschappij Trompenburg, die zich op de fabricage van automobielen toelegde.

In 1900 was de eerste auto, een Duitse Benz, tot Spijkerauto omgebouwd. In 1902 ontwierpen Jacob Spijker en de Belgische ingenieur Laviolette een model van een zescilindermotor en vierwielaandrijving. Daarmee kwamen zij in 1903 op tentoonstellingen in Londen en Parijs, maar Spijker heeft als uitvinder van de zescilindermotor daarvan nooit veel profijt gehad. In de eerste jaren van deze eeuw waren het vooral twee- en viercilinders, waarmee de fabriek floreerde. Veel werd naar Engeland geëxporteerd, vandaar in dat land de merknaam Spyker met een y. Hoewel in de monsterrit Peking-Parijs (1907) Jean Godard met een Spyker tweede werd, ging de zaak in 1908 failliet. Na vijf maanden stilstand kwamen er nieuwe eigenaars en werd de fabricage van de Spykers hervat. De kroon op het werk was dat koningin Wilhelmina in 1911 een 25 pk Landaulette bij Spyker bestelde. Deze eerste wagen van het koninklijk huis werd wel de Rolls-Royce van het vaste land genoemd. Tot 1914 nam het koninklijk huis vijf Spykers in gebruik.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog liep de fabricage van Spyker snel terug. Er kwamen weer nieuwe eigenaars; de autofabricage werd eerst verminderd en later geheel stopgezet om vliegtuigen te bouwen. In 1915 fuseerde Spyker met de Nederlandsche Vliegtuigfabriek te Soesterbeg, onder leiding van een van de eerste Nederlandse vliegeniers, Henri Wijnmolen. De uit de fusie voortgekomen nieuwe N.V. Nederlandsche Automobiel- en Vliegtuigfabriek Trompenburg heeft 135 a 140 vliegtuigen gebouwd. Na de oorlog kwam voor de autoproduktie een samenwerking tot stand met het Franse bedrijf Mathis te Straatsburg. Maar de Spykers bleken te duur en na nog een paar keer van eigenaar te zijn veranderd sloot de fabriek, die nog in 1922 een faillissement overleefde, definitief in 1926. Het fabrieksmerk was een propellor en in de onderrand stond de tekst: "Nulla tenaci invix est via", d.w.z. "Voor de aanhouder is geen weg onbegaanbaar". Er bestaan van de ongeveer 2.000 vervaardigde auto's nog 15 exemplaren.

LIT. Wim Oude Weernink, Spijker, een Nederlands fabrikaat, 1880-1926, 1977; Bas van Lier, Wereldprimeur: de Spijker zescilinder, O.A. 1991, 188; Wim Oude Weernink, Spyker, een Nederlands fabrikaat, 1998; Vincent van der Vinne, Spyker 1898-1926, 1998.

< >