Oorgat - De befaamde stenen boogbruggen van A., waarvan er tussen 1500 en 1600 tientallen zijn gebouwd over de grachten, waren voor de scheepvaart van die dagen niet onpraktisch, daar de schepen die door de grachten voeren onder de bogen konden doorvaren. Alleen met de masten zat men in de weg, maar daar werd ook iets op gevonden, namelijk het oorgat. Het merkwaardige is dat men van deze oude uitvinding (reeds in een ordonnantie van 1481 is sprake van een oorgat in de Nieuwebrug) niet meer het fijne weet, omdat er nergens een beschrijving van bewaard bleef en er later herhaalde malen verbeteringen zijn aangebracht. Hendrick de Keyser* vroeg onder andere in 1596 octrooi aan voor zo'n verbetering. Waarschijnlijk was de werking van een oorgat als volgt: over de gehele breedte van de brug liep een smal, opklapbaar deel, ter breedte van een of twee planken.
Deze kleine klep werd op een nog onbekende wijze automatisch geopend als er een schip vlak voor de brug kwam en viel achter het vaartuig weer dicht. Alleen de mast schoof zo boven het brugdek door het oorgat. Het verkeer op de brug had er dus praktisch geen hinder van. Men weet uit het octrooi dat aan De Keyser werd verleend, dat het openen geschiedde "sonder behulp van menschenhanden".
LIT. J.H. Kruizinga, Amsterdam, stad der duizend bruggen, 1973, 41.