Markten Amsterdam - Vanouds vervullen de markten in de stad een grote rol. In vroeger eeuwen waren er meer dan tegenwoordig. Er bestond voor bijna ieder artikel een aparte marktplaats. De zich steeds uitbreidende winkelstand, het ingewikkelder worden van heel het economische proces en het optreden van grossiers en kleinhandelaren hebben het aantal van die markten, waar vroeger de boeren uit de wijde omtrek hun waren rechtstreeks aan de kleinhandelaar of zelfs aan het publiek kwamen verkopen, sterk verminderd. Wat men tegenwoordig onder markt verstaat is, een enkele uitzondering als de Centrale Markt* daargelaten, eigenlijk niet anders dan een buurtmarkt, waar men artikelen aan kraampjes kan kopen die men desnoods ook in een winkel zou kunnen krijgen, maar die hier goedkoper zijn (of dikwijls ook door de "flux de paroles" der marktkooplieden slechts goedkoper schijnen).
Vroeger waren er markten, waar de handelaars elkaar ontmoetten. In de herinnering en soms nog in straatnamen leven nog heel wat van die lang verdwenen markten voort. Wij noemen: Kalkmarkt*, Stromarkt*, Garnalen markt (aan het Singel voor de Garnalendoelen, nu Universiteitsbibliotheek), Hooimarkt, Erwtenmarkt, Appelmarkt*, Botermarkt* (op het tegenwoordige Rembrandtsplein), Oude Turfmarkt*. Hoe het vroeger op die markten toeging, hoe druk en gezellig het er was, is nog in menig literair werk uit oude tijden te lezen. Denken wij aan Bredero's* werk "Moortje", waar de eigenaardigheden en de rijkdom van de hoofdstedelijke taal uit die dagen zo prachtig uit blijken, vooral in de marktscènes. De markten hebben het tegenwoordig niet makkelijk meer. De marges zijn klein, de concurrentie is groot. En hoe beter het gaat met de economie, hoe slechter het gaat met de markt.
Uit onderzoek blijkt dat de gemiddelde bezoeker van de markt 45 jaar is, drie kwartier op de markt verblijft en 45 gulden besteedt. De marktkoopman heeft een gemiddelde omzet van ƒ 120.000 per jaar. Daar houdt hij weinig van over, omdat de marges klein zijn. De marktverordening regelt veel en tot in details. Toewijzing van een kraam gaat op rangnummer. Anno 2000 zijn er nog twaalf dagmarkten, vijftien weekmarkten en nog wat bric-à-brac, zoals de zomeroekenmarkten op de Dam en langs de Amstel. De twaalf dagmarkten zijn: Dapperstraat, Vespuccistraat, Albert Cuypstraat, Oudemanhuispoort (boeken), Singel (bloemen en planten), Nieuwmarkt, Waterlooplein, Ten Katestraat, Gulden Winckelplantsoen, Buikslotermeerplein en Mosveld in Noord, Plein '40-'45.
De vijftien weekmarkten zijn: Lindengracht (zaterdag), Westerstraat (lapjesmarkt op maandag), Spui (boekenmarkt op vrijdag), Noordermarkt (algemene markt op maandag en bloemen-, planten- en boerenmarkt op zaterdag), Amstelveld (bloemen- en plantenmarkt op maandag), Tussenmeer in Osdorp (dinsdag), Spui en Thorbeckeplein (kunstmarkt op zondag), Nieuwezijds Voorburgwal (postzegel- en muntenmarkt op woensdag en zaterdag), Lambertus Zijlplein (maandag), Stadionplein (zaterdag), Ganzenhoef (zaterdag en woensdag), Kraaiennest (dinsdag en vrijdag), Fazantenhof (maandag en donderdag) en Reigersbos (woensdag).
LIT. J.W. van Beeren, 25 jaar Centrale Markt, 1959, 291; dr. L. Jansen, De geschiedenis van het Marktwezen, O.A. 1959, 306; Jac. van de Kar, Amsterdamse markten door de eeuwen heen, 1982; Jan Roelfs, Mercurius in het straatbeeld te boek gesteld, O.A. 1982, 220; H. Overbeek e.a., Amsterdam Marktstad, 1984; H.J. Stork, Het geheim van de Albert Cuyp, 1994; T. Heijdra, De Albert Cuyp, 1994;
Paul Arnoldussen, De marketing van de markt, Het Parool 19 feb. 2000; Paul Arnoldussen, Amsterdamse markten, vroeger en nu, 2000.