XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Krul

betekenis & definitie

Krul, populaire naam voor het A'damse urinoir. De problemen van dit straatornament dateren al uit de 16de eeuw. Bij een keur van 10 mei 1530 werd bevolen "Privaten of heimelijke gemakken" over het Damrak en het Rokin te plaatsen. Behalve secreten had men ook urinebakken, die voorkwamen aan walkanten en brugleuningen. Op 1 jan. 1848 kreeg dr S.

Sarphati* (1813-1866) - de man die de wederopleving van de hoofdstad heeft gestimuleerd, geactiveerd en voor een belangrijk deel zelfs geleid - vergunning tot het plaatsen van secreten en urinebakken. De eerste verscheen op het Rembrandtplein. Er kwam een reukloos secreet op de Passeerdersgracht, voor het lokaal met de passende naam "Toevlugt voor Behoeftigen". Later volgden er meer, maar die werden vaak vernield. In 1855 bracht de inspecteur der Stads Publieke Werken*, W.A. Froger* (1812-1883), verslag uit van de urinoirs in Parijs. In de Franse hoofdstad waren deze op de boulevards en kaden opgericht door een geconcessioneerde maatschappij, die het recht had om op de omkleding van de "colonnes" aankondigingen te plakken. Het eerste model in A. kwam aan de Amstel bij de Halvemaansteeg. Er werden vijftig urinoirs in de stad geplaatst. Op 24 mei 1869 had de aanbesteding plaats voor het maken en stellen van 102 openbare urinoirs.

In 1880 deden de enkele en dubbele krullen hun intrede. Een heel mooi ontwerp werd in 1916 door architect Van der Mey* (ontwerper van het Scheepvaarthuis*) vervaardigd: het was als het ware een gestileerde krul met een halfcilindrisch dak, bestemd voor de toenmalige buitenwijken. Omstreeks 1900 bezat A. ruim 200 urinoirs en latrines. Ze waren voor mannen die voor hun arbeid bij de weg moesten zijn en stonden meestal bij bruggen of bij gemeentelijke gebouwen. Hoewel er behoefte was aan veel urinoirs, leverde de plaatsing altijd problemen op. Vanuit de omgeving kwamen klachten over stankoverlast en "misbruik". In 1938 werd daarom een "urinoircommissie" ingesteld. Er waren ook "chalets de nécessité", toiletgebouwtjes die ook voor vrouwen bestemd waren. Voor hen waren al niet veel voorzieningen, maar na 1945 is langzaam alles verdwenen. In de jaren vijftig deden de betonnen urinoirs hun intrede.

Het fabrieksmodel werd voor A. aangepast door architect P. Marnette van Publieke Werken. Vanaf 1970 is het aantal urinoirs in de binnenstad aanzienlijk teruggelopen ten gunste van een betere spreiding over de hele stad. Men sloot de ondergrondse en halfondergrondse urinoirs, omdat ze te kostbaar waren en contactpunt waren voor homoseksuelen. In de buitenwijken wilde men liever niet de "ouderwetse" krul plaatsen. Daar kwamen urinoirs die aangepast werden aan de nieuwe omgeving. Architect G.F.

Laarhoven vervaardigde een ontwerp voor een "reclamezuil met plasaccommodatie", waarvan de eerste in 1972 in Osdorp werd geplaatst. Bij de gemeente ging men van het standpunt uit dat reclame op urinoirs het goed zou doen, gedachtig aan de uitspraak van de Romeinse keizer Vespasianus (9-79) "Pecunia non olet" (Geld stinkt niet). Deze keizer liet belasting heffen op het gebruik van privaten en urinoirs in Rome. Vandaar dat in Frankrijk urinoirs wel "vespasiennes" worden genoemd. Het huidige beleid richt zich op het handhaven van de nog bestaande krullen, die nu worden beschouwd als historische monumenten. Nu beschikt A. over vijftig krullen. Sinds enige tijd worden er ook automatische toiletten geplaatst, die ook voor vrouwen zijn.

LIT. Mr J.H. van den Hoek Ostende, Straatmeubilair voor Heren, M.A. 1965, 8; H.J.M. Roetemeijer, Kolommen tot Algemeen Nut, O.A. 1971, 162; J.H. Kruizinga, Amsterdam, stad der duizend bruggen, 1973, 206.

< >