XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Krotwoningen

betekenis & definitie

Krotwoningen - Aan het eind van de 19de eeuw waren de toestanden op woninggebied

in een aantal wijken van A. buitengewoon slecht. Er bestonden vele kelderwoningen*, die overal in de stad verspreid waren, en enige wijken hadden een zeer slechte naam om de vele krotwoningen, vooral de Jordaan*, Uilenburg* en Valkenburg*. Na het totstandkomen van de Woningwet in 1901 heeft de gemeente echter haar uiterste best gedaan om tot een spoedige en volledige opruiming van de krotwoningen in de stad te komen en de sanering van de drie genoemde wijken en later ook van andere door te zetten. In 1910 werd een voorlopig plan tot onteigening van gronden en gebouwen van Uilenburg vastgesteld, waarna dit deel, waar inderdaad erbarmelijke woningtoestanden heersten onder de arme joodse bevolking gesaneerd werd. Het verdwijnen van de Jonker- en Ridderstraat* (achter de Geldersekade) met dwarsstraten, waar het eveneens erbarmelijk was, werd in 1927 ter hand genomen. Ook de Jordaan, Joden Houttuinen* en Foeliestraat* werden aangepakt. De gezinnen die uit de krotten kwamen, werden ondergebracht in nieuwe woningen, die de gemeente liet bouwen in o.a. de Buiksloterham in A.-Noord, in de Spaarndammerbuurt* en in de Transvaalbuurt*. De leiding van deze gemeentelijke bemoeiingen lag vanaf 1915 bij de in dat jaar opgerichte Gemeentelijke Woningdienst*.

LIT. Louis M. Hermans, Krotten en sloppen, 1974; Egbert Ottens, Ik moet naar een kleinere woning omzien, want mijn gezin wordt te groot, 1975; id., 75 jaar volkshuisvesting in Amsterdam, I, O.A. 1990, 226; Jos van Dieten, 'Volksvijand nummer één'. De vier gezichten van de woningnood, O.A. 2001, 30.

< >