Gogh, Vincent van (1853-1890). Slechts ruim een jaar heeft Van Gogh in A. gewoond: van mei 1877 tot juli 1878, bij zijn oom, die toen directeur was van de Marinewerf. In de in 1914 gepubliceerde "Brieven aan zijn broeder" schrijft Van Gogh wel eens over de stad, bijv. op 4 juni 1877: "Wij wandelden aan den Buitenkant en daar aan die zandwerken van de Oosterspoor. Kan U niet zeggen, hoe schoon het daar was in de schemering. Rembrandt, Michel en anderen hebben het wel geschilderd".
En op 5 aug. 1877: "Ik wandel graag in oude, nauwe, min of meer sombere straten met apotheken, steen- en andere drukkerijen, en winkels van zeekaarten en magazijnen van scheepsvictualiën, enz., die men daar bij de Oudezijds kapel en de Teertuinen en het eind van de Warmoesstraat vindt. Alles spreekt daar". Het is volgens prof. Johan Huizinga Jan Veth* geweest, die Nederland heeft
ingewijd in de bewondering voor Vincent van Gogh. In de Nieuwe Gids van 1893 heeft Veth naar aanleiding van enige tentoongestelde werken van Van Gogh gesproken als van hem, "die zonder de faciliteit van het talent, iets van dat zwaardere in zich draagt van het genie". Rondom de wereldvermaarde Van Goghcollectie, beheerd door de (familie)stichting Van Gogh, werd in 1973 het Van Goghmuseum* gecreëerd. De grootste Van Goghtentoonstelling tot nog toe vond plaats in 1990, met grote exposities in het Van Goghmuseum (de schilderijen) en het Kröller-Müllermuseum te Otterlo (de tekeningen), en vele tientallen kleinere exposities in de plaatsen die Vincent van Gogh had aangedaan. Tevens werd zijn persoon in dat jaar "geëerd" door de commercie op T-shirt en theelepeltje, aansteker en stropdas, enz.
LIT. R. Groot en S. de Vries, Vincent van Gogh in Amsterdam, 1990.