XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Geldstukken

betekenis & definitie

Geldstukken en bedragen hebben in de A'damse volksmond vaak heel andere namen dan de officiële. Van de meeste benamingen is de oorsprong moeilijk vast te stellen. Voor die welke de joodse bevolking gebruikte zijn wel enkele verklaringen aanwezig. Zo heet een dubbeltje nog beissie; beis is de tweede letter van het Hebreeuwse alfabet, als cijfer voor twee gebruikt. Beissie is dus letterlijk tweetje, waarmee tweemaal een stuiver wordt bedoeld.

De hierna volgende lijst vermeldt de benamingen van nog in omloop zijnde of inmiddels verdwenen geldstukken en bankbiljetten. De benamingen worden hier en daar nog gebruikt. De cent: Spie, Posser, Poster, Pozer, Schrabber, Schrapper, Spaander, Spak, Piermezeur, Koperlap, Rem; niet zeker zijn: Beschieten, Hanske, Scheur, Seis, Tand. Vijf cent: Bas, Bassie, Nikkeltje, Stieber, Beisplakken. Tien cent: Beissie, Besie, Hondje, Witje, Ketippie, Knopie, Schubbetje, Schobbetje, Dup, Duppie, Joekeltje; misschien ook nog: Zilver-kluitje, Kassemannetje. Vijfentwintig cent: Heitje, Maffie. Eén gulden: Man, Man met de stok, Bal, Kleine knoop, Piekerman, Pieterman, Piek, Pop, Poppie, Poppetje, Soof, Sjoof, Zoof, Schaap, Neut, Pegel, Pegulant, Voorwiel, Blik; niet zeker zijn: Kakie, Rad, Rat, Rokmannetje, Baardmannetje, Kopstuk. Twee en een halve gulden: Riks, Knaak, Achterwiel, Grote knoop, Boerenknoop. Vijf gulden: Fiets, Bas soof, Bas pop, Bas piek, Bas neut, Half joetje, Beis knaken, Beis achterwielen; niet zeker is: halve spliet.

Tien gulden: Filippie, Joetje, Joentje, Juutje. Gouden tientje: Fokse cent, Fokse spie, Fokse schrabber, Mattenklopper(tje), Belle joetje, Saldsoof, Gouwe plak, Vos. Bankbiljet van tien gulden: Blauwe flep, en misschien nog: Beisjesprent. Vijfentwintig gulden: Kwart meier. Bankbiljet van vijfentwintig gulden: Geeltje, Geel velletje, Geel fleppie. Vijftig gulden: Half meier, Bas joetje, Beis geeltjes. Honderd gulden: Meier. Duizend gulden: Rooie rug, en misschien nog: Jod me soof.

LIT. Henk van Laar, Mezomme, O.A. 1955, 8.

< >