Beurtveren - De behoefte aan een regeling, waarbij de binnenschippers om de beurt zouden varen, dateert van de 16de eeuw, toen het varen op ongeregelde tijden van de ene plaats naar de andere dikwijls tot groot ongemak van de kooplieden was. In de gildenbrief van de Amsterdamse Binnenlandvaarders van 1593 komt dan ook de bepaling voor "dat nyemant van de gildebroeders van 't binnelantsgilde binnen deeser stede sal mogen laeden dan op sijn beurte". Zo ontstond uit de "wilde" vaart de beurtvaart. Dit was ook in het belang van de schippers, die hierdoor van een redelijker bestaan verzekerd waren, daar zij door de overheid werden beschermd. De vrachtprijzen werden geregeld en voor bestelling en verzekering werden bepalingen gemaakt.
Elk veer had zijn eigen aanlegplaats, waaraan sommige straatnamen nog herinneren ('s-Gravelandse Veer*) en ook de naam van een enkel veerhuis leeft nog voort in de geschiedenis (Aalsmeerder Veerhuis*). In de laatste anderhalve eeuw is in het beurtvaartbedrijf veel veranderd. Voor het goederenvervoer werden de veren allengs officieel opgeheven, maar hiervoor zetten de schippers op eigen risico hun bedrijf voort. In 1880 volgde de afschaffing van de beurtveren voor personen.
LIT. J.M. Fuchs, Beurt- en wagenveren, 1946; H.W. Alings, Amsterdamse Beurtschippers, O.A. 1955, 76.