Artis, de bekendste dierentuin van Nederland, wordt vanouds bezocht door stedelingen en door mensen die van elders komen. De tuin bezit veel aantrekkelijks en dat niet alleen voor de nieuwsgierige dagjesmens, maar ook voor de natuurliefhebber en voor de vakbioloog. E. Heimans* heeft al de lof gezongen van Artis als hulpmiddel bij de natuurstudie. Artis was niet de eerste dierenverzameling in Nederland. Al in de 18de eeuw kende men hier veel naturaliënverzamelingen, zoals die van de herbergier Blaauw Jan* aan de Kloveniersburgwal.
Ook koning Lodewijk Napoleon stichtte een dierentuin, eerst te Soestdijk, later te Haarlem en nog later in de A'damse Hortus*. Ook had hij een Kabinet voor Natuurlijke Historie ingericht in het Trippenhuis*. Van beide instellingen was de befaamde Reinwardt* directeur. In 1820 is de verzameling in het Trippenhuis, met die van de onderdirecteur Temminck, overgebracht naar Leiden, bij besluit van Willem I. Deze verplaatsing werd door velen in de hoofdstad betreurd, vooral door dr G.F. Westerman*, de latere stichter van het Koninklijk Zoölogisch Genootschap "Natura Artis Magistra" (De natuur is de leermeesteres van de kunst), zoals Artis nog heden officieel heet. Hij stelde allereerst R.W. Draak, suppoost van het Burgerweeshuis*, die een grote dierkundige verzameling had, in staat zijn schatten ten toon te stellen in een lokaal in de Nieuwe Stadsherberg* aan de Plantage Middenlaan. In 1838, toen Westerman met zijn vrienden Werlemann en Wijsmuller (wel eens de drie W's genoemd) het genootschap had gesticht, werd dit kabinet door het genootschap aangekocht. Een nieuw kabinet werd gebouwd in de Plantage* op Middenhof, een groot buitenverblijf in lommerrijke omgeving.
Zo ontstond de dierentuin, die in de loop van de jaren steeds groter en rijker werd. Het zou te ver voeren alle belangrijke aanwinsten en uitbreidingen die Artis in de loop van zijn bestaan heeft gekend, te vermelden. Na de eerste dierenaankoop uit een kermissen afreizende menagerie is de diergaarde in de loop van de jaren zo sterk uitgebreid, veranderd en verbeterd, dat het oude karakter van "kijkspul" er wel totaal verdwenen is. Vele biologen van faam hebben hier gewerkt en dankzij studie, die zij hier in de onmiddellijke nabijheid van de dieren konden verrichten, vaak zeer belangrijk materiaal verzameld. Wij noemen Vrolik*, Schlegel, Max Weber, Kerbert, Bierens de Haan, Heimans, Sunier* en Portielje*. Hier werd de kiem gelegd voor de Nederlandsche Natuurhistorische Vereeniging en voor de Nederlandse Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten. Hier hebben tienduizenden schoolkinderen voor het eerst een echt boeiend contact met de levende natuur gevonden. Vroeger was het contact tussen de A'dammers en Artis groter. Het was een soort familietuin, waar men op zondagmiddag wandelde, waar dan en ook 's zomers op maandag- en woensdagavonden concerten werden gegeven onder leiding van Stumpff, Zaagmans en andere destijds populaire dirigenten. Artis was de plaats waar de kinderen van de beter gesitueerden hun lessen leerden, kwamen spelen na schooltijd en waarheen in sept, vanouds de goedkope maand - de toegangsprijs bedroeg dan een kwartje, een overblijfsel uit de kermistijd drommen arbeiders trokken om eens een dag uit te zijn.
De oude lommerrijke tuin met het zware geboomte, waarin in de loop van de jaren zoveel prachtige hoekjes, bijv. bij de boeddhabeelden aan de Lotusvijver, gekomen zijn, was in die dagen een lustoord voor veel meer stedelingen dan nu. Artis heeft dan ook, toen de bevolking van de stad naar de buitenwijken trok, vele en ernstige financiële moeilijkheden gekend. Maar Artis is er altijd weer bovenop gekomen en de tuin met het Aquarium*, het Heimansdiorama* en het Zoölogisch Museum* is van blijvende waarde. In de laatste oorlogsjaren zijn de moeilijkheden die de directie van Artis te overwinnen heeft gehad, buitengewoon groot geweest. Maar na mei 1945 was het direct weer alle hens aan dek en ging men aan het werk om de tuin nog mooier te maken dan hij geweest was. In 1939 werd het onroerend goed Artis eigendom van de gemeente, die de tuin jaarlijks een genereuze subsidie verstrekt. Dat er voor de levende have in Artis uitstekend wordt gezorgd, blijkt uit de verbeteringen die regelmatig worden aangebracht. In 1959 werd het Vogelhuis gerestaureerd en op 10 febr. 1964 werd de eerste paal geslagen voor het nieuwe Nijlpaardenhuis. Dit kon in 1966 in gebruik worden genomen. In datzelfde jaar kwam een nieuw verblijf voor de pinguïns gereed.
De beren kregen in 1974 een eigen plateau en ook de olifanten zagen hun verblijfplaats vernieuwd en verruimd. De zeeleeuwen en zeehonden werden in 1979 in een nieuwe behuizing ondergebracht en op 24 apr. 1980 werd het nieuwe robbenverblijf officieel in gebruik genomen. De meeste vernieuwingen vonden plaats naar plannen van architect M. Kamerling. Artis neemt een voorname plaats in op de wereldranglijst van diergaarden. Het geheel gerestaureerde en sterk uitgebreide Aquarium heeft een van de grootste collecties ter wereld. In 1986 werd het Artisrestaurant geheel vernieuwd. In 1987 werd beslist dat Artis het aangrenzende NS-terrein ter beschikking kreeg. De plannen van Albert van den Brink, winnaar van een van de drie prijzen van Archiprix (een prijsvraag voor plannen van studenten) en van Antoine Folkers en Peter Giljam (afgestudeerden van de Universiteit van Delft) worden bestudeerd. Met de heropening van het Zeiss Planetarium* op het Artisterrein vierde Artis op 2 mei 1988 officieel zijn 150-jarig bestaan.
Met de uitbreiding van de populaire dierentuin is ruim 40 miljoen gulden gemoeid. Artis, de oudste dierentuin van Nederland, telt niet alleen ruim 900 soorten dieren maar ook vele duizenden in- en uitheemse plantensoorten. Samen met het Zoölogisch Museum, het Geologisch Museum en het Planetarium levert dat een volledig beeld van alles wat er op, onder en zelfs buiten de aarde te beleven valt. Het Artis Aquarium en de bibliotheek (1866), ontworpen door G.B. Salm*, zijn enkele jaren geleden grondig gerestaureerd. Bij een wandeling door de 19de- eeuwse tuin kan men het klassieke Aquarium- gebouw onmogelijk overslaan, evenmin als het moderne Insectarium. Datzelfde geldt voor het tropisch warme Reptielenhuis, het Kleine Zoogdierenhuis met zijn tien soorten klauwen halfaapjes, de Pinguïnrots, waar vrijwel altijd gebroed of genesteld wordt, en het grote Gorillaverblijf. Maar ook leeuwen en tijgers, olifanten en giraffes ontbreken natuurlijk niet; de zeldzame zeekoeien van Artis zorgen bijna elke paar jaar voor een reusachtig jong. Dr
B.M. Lensink werd in 1990 opgevolgd als directeur van Artis door dr M.T.H. Frankenhuis. In 1994 kreeg Artis toestemming om uit te breiden tot aan het water van het Entrepotdok. In het Afrikaans savannegebied dat hier medio 1999 geopend werd, leven gnoes en zebra's in een "natuurlijke" omgeving.
LIT. J.G. Nieuwendijk, 125 jaar Natura Artis Magistra, O.A. 1963, 98; mr J.H. van den Hoek Ostende, Herinneringen aan G.F. Westerman, M.A. mei 1963, 104; M. Kamerling, Nijlpaarden in hun element, O.A. 1967, 318; B. Ram, Eli Heimans, O.A. 1970, 42; R. Blijstra, De Plantage, een geweienpark, O.A. 1975, 205; Leonard de Vries, Het boek van Artis, 1981; Fred Gaasendam, Planetarium verhuist van Zuidoost naar Artis, O.A. 1988, 26; B.M. Lensink, Artis, hoe komen jullie aan de dieren?, O.A. 1988, 114; Henriëtte PIantenga en Goos van der Sijde, Artis Gids, 1993; Prescilla van Zoest & Wilma Kuijvenhoven, Oerwoudgeluiden rond huize Welgelegen, O.A. 1993, 107; dr M.Th. Frankenhuis, Masterplan Artis Aquarium; een eeuwenoud avontuur, 1994; Ko van Geemert, Wandelen door Artis, 2002.