eerste woorden en daardoor naam van een Gregoriaanschen lofzang (z.o.). Vroeger werd het in vrome traditie toegeschreven aan Sint Ambrosius (vandaar: Ambrosiaansche lofzang).
Het is zeker niet van Ambrosius, doch waarschijnlijk van Nicetas, bisschop van Remesiana in Dacië (4e eeuw). Het Te Deum kan Gregoriaansch, a cappella (Palestrina), of voor soli, koor en orkest (Purcell, Händel, Berlioz, Verdi, Bruckner, Diepenbrock e.a.) worden uitgevoerd. Men zingt het op feestdagen en bij dankdiensten.Te Deum laudamus: te Dominum confitemur (U, God, loven wij, U, o Heer, belijden wij). Te aeternum Patrem omnis terra veneratur (U, Eeuwigen Vader, brengt het gansche aardrijk hulde), Tibi omnes Angeli, tibi caeli et universae potestates (U loven al de Engelen, al de hemelen en alle machten): Tibi Cherubim et Seraphim incessabili voce proclamant. (U roepen de Cherubijnen en Seraphijnen onophoudelijk toe): Sanctus, Sanctus, Sanctus Dominus Deus Sabaoth (Heilig, Heilig, Heilig, de Heer, God der Heerscharen). Pleni sunt caeli et terra majestatis gloriae tuae (Vol zijn hemelen en aarde van den luister uwer heerlijkheid). Te gloriosus Apostolorum chorus (U prijst het roemrijk koor der Apostelen): Te Prophetarum laudabilis numerus (U het lofwaardig getal der Propheten), Te Martyrum candidatus laudat exercitus (U het schitterend leger der Martelaren). Te per orbem terrarum sancta confitetur Ecclesia (Over het gansche aardrijk belijdt U de heilige Kerk), Patrem immensae majestatis (Vader van onmetelijke majesteit), Venerandum tuum verum, et unicum Filium (Uwen aanbiddelijken, waren en eenigen Zoon), Sanctum quoque Paraclitum Spiritum (Alsook den H. Geest, den Trooster).
Tu Rex gloriae, Christe (Gij zijt de Koning der glorie, o Christus). Tu Patris sempiternus es Filius (Gij zijt de eeuwige Zoon des Vaders), Tu ad liberandum suscepturus hominem, non horruisti Virginis uterum (Gij, om ons te verlossen mensch geworden, Gij hebt den schoot eener Maagd niet geschroomd). Tu devicto mortis aculeo, aperuisti credentibus regna coelorum (Gij hebt, na den angel des doods overwonnen te hebben, voor de geloovigen het hemelrijk geopend). Tu ad dexteram Dei sedes, in gloria Patris (Gij zit aan de rechterhand Gods, in de heerlijkheid des Vaders). Judex crederis esse venturus (Wij gelooven dat Gij eens als Rechter zult komen). Te ergo quaesumus, tuis famulis subveni, quos pretioso Sanguine redemisti (Wij smeeken U dan, kom uw dienaren te hulp, die Gij door uw kostbaar Bloed hebt vrijgekocht).
Aeterna fac cum sanctis tuis in gloria nume{problem}ari (Laat ons eens voor eeuwig met uw Heiligen in de glorie opgenomen worden). Salvum fac populum tuum Domine, et benedie haereditati tuae (Maak uw volk zalig, o Heer, en zegen uw erfdeel). Et rege eos, et extolle illos usque in aeternum (En bestuur het, en verhef het tot in eeuwigheid). Per singulos dies benedicimus te (Dag aan dag prijzen wij U), Et laudamus nomen tuum in saeculum, et in saeculum saeculi (En wij loven uwen Naam altoos, en immer en in eeuwigheid). Dignare Domine die isto sine peccato nos custodire (Gewaardig U, o Heer, ons dezen dag zonder zonden te bewaren). Miserere nostri, Domine, miserere nostri (Ontferm U onzer, Heer, ontferm U onzer).
Fiat misericordia tua Domine super nos, quemadmodum speravimus in te (Kome uw erbarming, o Heer, over ons, gelijk wij onze hoop gesteld hebben op U). In te Domine speravi: non confundar in aeternum (Op U, o Heer, betrouw ik: ik zal niet te schande worden tot in eeuwigheid). Témpo tijd (I.), de snelheid, waarmee een stuk gespeeld wordt. In de 18e eeuw nam men als normaal tempo, Andante, den polsslag (80 per minuut); Adagio en Vivace of Presto waren niet zulke uitersten, als zij sedert de 19e eeuw beteekenen. Door de uitvinding van den metronoom konden alle tempi nauwkeurig bepaald en aangegeven worden. Zie ook rubato.