De timbres van bepaalde instrumenten kunnen gebruikt worden voor de typeering van personen. Wanneer dit in een werk consequent gebeurt spreekt men van een leidinstrument.
In Berlioz' ‘Harold en Italie’ is b.v. de altviool leidinstrument. Strauss typeert Don Quixote door de cello, diens knecht Sancho Panza door basklarinet en tenortuba. In Bach's Matthäuspassion komt het principe reeds voor: de Christus partij begeleid door strijkorkest, de andere personen door den continuo.