Schadelijk insect, dat vooral voor kersenboomen nadeelig is. Er komen verscheidene soorten in ons land voor.
Zij verpoppen in den grond met wat spinsel en, als het in October of November koud begint te worden, komen ze te voorschijn. De wijfjes hebben geen vleugels en moeten dus kruipend de boomtoppen bereiken, waar ze na de paring eitjes tegen de knoppen leggen. De rupsen, welke uit die eieren komen, heeten trekmaden; het zijn spanrupsen, geelgroen van kleur, ruim 2 c.M. lang en met een donkeren streep. Zij vreten bloem- en bladknoppen op en beschadigen de vruchten.Ter bestrijding van de plaag legt men lijmbanden om de stammen, zoodat de wijfjes niet in de kroon kunnen kruipen. Daarvoor gebruikt men perkamentpapier met rupsenlijm, bestaande uit hars, terpentijn en olie. Op deze wijze kan men alle wijfjes echter niet vangen, omdat het voorkomt, dat de mannetjes bij de paring de wijfjes opheffen en meenemen naar de kroon van den boom. Men doodt de rupsen, door het jonge blad te bespuiten met oplossingen van rattenkruid.
De beschadigingen, welke de rupsen veroorzaken, bestaan uit ingetrokken plekken aan de vruchten, en ronde, uitgevreten gaten in de bladeren.
