Storing in den gang van een stoommachine door ophooping van water in de stoomleidingen en in de stoomcylinders. Wordt plotseling veel stoom in een koude leiding toegelaten, dan verdicht die stoom ten deele tot water, dat met kracht tegen de bochten slaat en de leiding kan doen scheuren.
Bevindt zich water in een stoomcylinder, dan kan de zuiger zijn eindstand niet bereiken. Het is dus noodzakelijk, dat bijtijds het water door de veiligheidskranen wordt afgetapt of met stoom wordt weggeblazen, anders springen stoombuizen of het deksel slaat van den stoomcylinder af.De knallen, die men soms in de leiding van lage-druk-stoomverwarming hoort, worden ook door waterslag veroorzaakt.
