Wettelijke naam voor een lichaam, dat in een bepaald gebied de zorg heeft voor waterloozing, waterkeering, wegen en bruggen, een en ander onder het toezicht van de Provinciale Staten. Deze hebben het recht nieuwe waterschappen op te richten en bestaande af te schaffen.
De Wet bepaalt, dat een voorstel, om een waterschap op te richten niet wordt behandeld, voordat de ingelanden (dat zijn de eigenaars der landerijen in een gebied) hun bezwaren tegen het voorstel hebben kunnen inbrengen. De Staten stellen het reglement van het waterschap vast, dat voor het overige geheel zelfstandig werkt. De waterschapskosten worden bestreden door een omslag over de ingelanden (waterschapslasten).Soms liggen er kleine waterschappen, die dan polders heeten, binnen het gebied van een groot waterschap en wel in gevallen, dat er bijzondere belangen zijn te behartigen of wanneer de taak voor het groote waterschap te zwaar zou worden. In Noord-Holland zijn eenige waterschappen verdeeld in bannen. De banbesturen zijn belast met het schoonhouden der slooten en het toezicht op wegen en bruggen.
De ingelanden kiezen het waterschapsbestuur. Bij enkele waterschappen geschiedt dat door den Koning.
Er bestaat een strafrecht voor waterschappen.
De waterschappen zijn in den regel belast met het onderhoud der dijken. Sommige worden onderhouden door het Rijk, sommige door partikulieren, hetgeen samenhangt met de geschiedenis van den dijk. Waterschappen zijn van ouds bekende instellingen; eertijds droegen ze andere namen; heemraadschappen, hoogheemraadschappen, polders, dijkstoelen, dijkbesturen. De naam waterschap is ambtelijk en is in de plaats gekomen van de vroegere namen. Niettemin zijn de laatste gangbaar gebleven. Men spreekt nog van dijkgraaf (voorzitter van het bestuur), van heemraden en hoogheemraden (bestuursleden), van het gaardeboek (den legger of het hoefslagboek), waarin de regeling der lasten, het bundergeld wordt aangeteekend.