Kweeken van zaad uit koolplanten, welke terstond doorschieten, zonder eerst een krop te hebben gevormd. De planten worden daartoe omstreeks half Juli gezaaid, trotseeren de winterkou en schieten het volgend voorjaar door.
Dit is de gewone wijze, waarop men zaad wint van sluitkool. Kroptelers geven den voorkeur aan zaad uit gewoon ontwikkelde kooien, welke des winters bewaard en in het voorjaar zonder stronk in den vollen grond gezet worden. Zij maken dan wortels en gaan bloeien. Ook laat men wel de stronken staan, welke in het voorjaar opnieuw uitloopen en bloeiende planten geven (stronkenteelt).