Gepubliceerd op 18-08-2020

Stamgoed

betekenis & definitie

Majoraatsgoed. Een groot vast goed, waarop de wettelijke bepaling rust, dat bij versterf het goed overgaat op het oudste lid van hetzelfde geslacht, met het doel, de bezittingen van een geslacht bijeen te houden en het aanzien ervan te verhoogen.

Stamgoederen mochten niet bezwaard worden met hypotheek en bij wanbetaling van den eigenaar, mochten ze ook niet verkocht worden. Evenmin waren ze vatbaar voor beslag. Indien de eigenaar zijn verplichtingen tegenover anderen niet nakwam, of het goed slecht beheerde, werd het onder voogdij gesteld. Trouwens de eigenaar was steeds over zijn beheer van het goed verantwoording schuldig aan de andere leden van zijn geslacht. Vroeger kwamen stamgoederen overal in Europa voor. Met de Fransche Omwenteling is deze instelling in vele landen afgeschaft.

In Duitschland bleef het eerstgeboorterecht en het stamgoederenrecht tot 1918 bestaan. Na 1918 werd er een andere vorm aan gegeven, door er bij onderlinge overeenkomst een familiegoed van te maken. Sedert 1874 bestond namelijk in Duitschland het Erfhoevenrecht (Anerbenrecht), dat bepaalde, dat ieder eigenaar desgewenscht zijn goed in een register kon doen inschrijven, waardoor, zonder dat een testament iets daarover bepaalt, het goed op den oudsten zoon vererft. Deze moest dan de andere kinderen schadeloosstellen, desnoods door het goed te bezwaren. De eigenaar had echter ten allen tijde het recht, zijn goed van het register te doen schrappen.Sedert 1933 is deze vererving voor sommige boerderijen een verplichting geworden. De jongere kinderen krijgen als vergoeding het recht om op het goed te blijven wonen en opleiding te ontvangen, totdat zij onafhankelijk zijn. Bij tegenspoed kunnen zij terugkomen en de oudste zoon is verplicht hen te ontvangen. Bovendien is het goed onbelastbaar verklaard en niet vatbaar voor beslag of gerechtelijken verkoop, zoodat deze boerenerven feitelijk stamgoederen zijn geworden en aan wettelijke instelling der stamgoederen nieuw leven is gegeven.

Feitelijk is deze nieuwe Duitsche wet niet een uitvloeisel van een nieuwe gedachte, maar een wettelijke regeling van hetgeen reeds eeuwen lang heeft bestaan. Immers wij kennen in ons eigen land de oude zede van het blijversrecht, de ongeschreven wet, de ingewortelde gewoonte om het boerenerf niet te verkoopen en voor het geslacht, te bewaren. Meestal is het de oudste zoon, die den vader in het bedrijf opvolgt. De andere kinderen ontvangen voor hun aandeel geld en dikwijls stellen zij zich met weinig tevreden, overtuigd dat dit niet anders kan. Deze regel is zoo vergroeid in de gewoonten der boeren, dat dikwijls niet eens een testament noodig geacht wordt. Dat een der kinderen zich tegen dezen regel heeft verzet, is een hooge uitzondering gebleken.

Sedert 1925 zijn er ook in Engeland geen stamgoederen meer in den ouden vorm. In de praktijk komen echter de gebruiken op handhaving der vroegere wet neer De Engelsche wet vergunt namelijk wel de erfstelling over de hand in twee geslachten. Hierbij kan eenig goed aan een bepaald persoon vermaakt worden met het beding, dat deze erfgenaam het goed niet zal vervreemden, maar het na zijn dood in zijn geheel zal doen overgaan op een bepaalden volgenden persoon. Door een onderlinge overeenkomst is het rechtens zeer goed mogelijk, den blijvenden overgang van geslacht op geslacht in dezelfde familie te verzekeren. Deze overeenkomsten worden gesteund door het Engelsche erfrecht, waarin wordt bepaald, dat bij gemis aan een testament, het vaste goed aan den oudsten zoon komt. Men noemt in Engeland een goed, dat bezwaard is met een verplichting, een „entailed estate” of een „estate in fee tail” (fee: eigendom, tail: staart), tegenover een „estate in fee simple”, gronden, waarover de eigenaar naar goeddunken kan beschikken De instelling der stamgoederen gaat versnippering van den grond tegen, maar dit feit spreekt in Engeland veel meer dan in Duitschland.

In Engeland is de grond in het bezit van slechts 5000 personen en 7/8 van den grond is in handen van niet gebruikers: de grond wordt verpacht. In Duitschland is echter het kleinbedrijf algemeen en 4/5 is daar in handen van de gebruikers. In ons land is dat met de helft der gronden het geval, zoodat ons land in dit opzicht tusschen Engeland en Duitschland instaat.

< >