Glycogeen. Dierlijke suiker.
Bij de suikerstofwisseling (vertering van zetmeelachtige stoffen) wordt het zetmeel in het voedsel veranderd in druivensuiker, die in het bloed van den darm wordt opgenomen, welk bloed door de poortader naar de lever gaat. In de lever wordt die druivensuiker voorloopig bewaard, na te zijn veranderd in spiersuiker (een zgn. polymeer van druivensuiker: een stof, waarvan de moleculen uit verscheidene moleculen druivensuiker bestaat en die zwaarder is). Druivensuiker is de brandstof voor de spieren, de krachtbron der spierwerking. De toevoer van druivensuiker naar de spieren wordt geregeld door een ingewikkelde samenwerking van de alvleeschklier, de schildklier, de bijnieren en het zenuwstelsel. Al naar de behoefte staat de lever spiersuiker af, welke weer druivensuiker wordt en in de spieren verbrandt. Storing van die samenwerking is de oorzaak van suikerziekte.